OVER HET KRAM- EN MST-WERK. 75 gulier met boomen te beplanten, die tweemaal in ieder etmaal met de wortels eenige voe ten diep onder het zeewater vloeijen. Maar wat heeft men toch te doen met zulke in- gekomene berichten van den 6often graad Noor derbreedte, daar het omnooglijke, in ieder der Zeeuwfche Eilanden, van zelve fpreekt? Wat zijn 'er in Walcheren niet vele Areeken, daar geenerlei houtgewas tieren kan Ook zijn 'er die, in het anders zoo boomrijk Zuid- beveland; en hoe vele uitgeftrektheid is 'er niet in het Eiland Schouwen, daar men noch op hoflieden, noch aan wegen, noch in de velden, eenen enkelen heester zoude kunnen aankweken, al het welk uit de onoverkome lijke Arijdighcdcnvan den grond en het wa ter, met de natuur en eigen'chappen der hout- gèwasfen, wordt onmooglijk gemaakt. Het planten van geboomte aan zeedijken is opk niet raadzaam, om der nadeelige gevol gen wille, die daar uit zouden kunnen ont- Aaan. Een zeedijk wordt aangelegd, 0111 de pers- lïng des waters, in deszelfs meest mooglijke hoogte niet alleenmaar ook 0111 alle de wrijvingen van den Aroom, en de momentfla- gen van de golven, in allerhande richtingen, te wederAaan. Der-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1807 | | pagina 247