p£> A. SCHRAVER, ANTWOORD Derhalven moet zoo een dijk worden faam- gefield uit zulke floffendie zwaarzoo na mooglijkvoor het water ondoordringbaar, eti beftendig ,zijnen die zich ligtlijk onderling kunnen verecnigen. Maar door een dijk met boomcn te beplanten, brengt men te weeg, dat de wortels en vezels, die van den ftam af, en allerwegen heenkruipenden dijks- grond fcheidendien geheel doorbreken en openmaken:, want dat, gelijk fommigen zeg gen, de wortels en vezels den grond zouden ineendringen, is-niet alzoo: zij beiluiten den grond wel tegen het afrollen, doch maken dien niet vaster; en zoo lang de boomen ook hun voedzel door de wortels en vezels ont- fangen moetenen deze weder zonnefchijn lucht, vorst, fneeuw, en regen behoeven, zal de gunftige Natuur, door de eigenaartige werking der wortels en vezels zelve, altijd zorgen, dat de grond, boven, tusfehen, en nevens de wortels en vezels, eene bekwame losheid en poreusheid heeft, Qm die behoef ten der Natuur te kunnen voldoen. En offchoon deze losheid en poreusheid des gronds, bij zulken, die niet genoeg be kend zijn met de ware vereischtens der dij ken, en de eigenfchappen van het water, dat tegen dezelve werkt, als van gcene aangele gen-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1807 | | pagina 248