78 A. SCHRAVER., ANTWOORD
die geleerde Schrijver te veel, en bewijse
daar mede, dat hij nooit eenige Zeeuwfche
binnenlandenof Zeeuwfche zeedijkenmet
opmerking heeft bezigtigd; anders zoude hij
de woorden nergens anders zekerlijk niet
hebben gebruikt: vermits de zèe-alst, ver-
fcheidene foorten vati zee - porceleinmet ron
de, brcede, en finalle bladen, allerlei zee-
coraal, de zee - weegbreezee-alfem, zilver
fchoon, wederdood, zée-fterrekruid, zee
muur enz., op zeer vele gronden binnendijks,
in Zeeland, even welig en natuurlijk, als op
de zeedijken en ftranden, voortkomen: doch
deze, en meer andere dergelijke gewasfen,
kunnen geene de minibe nuttigheid aan de
dijkagien van Zeeland te weeg brengen; al
thans niet dienstbaar zijnom tusfchen de
Kram - werken te plantenen deze daar door
duurzamer, en tegen den (lag van 't zeewater
meer beftand te makenom de vólgende re
denen
1. Welke kruiden en gewasfen 'er ook op
de buitenflanken der Zeeuwfche zeedijken
groeijen mogen; nimmer wierd 'er één gevon
den, dat lager voortkwam, dan tót het merk
der daaglijkfche zomervloedcnuitgezonderd
de klappers, of nikker - tasfchendat een
eigenlijk zeegewas is, geen grond behoeft;
eii