A. 5CHHAVE1!, ANTWOORD niet meer in ftaat is, die aan de Kram-we ken bij te zetten. Strop, dat, op de eene of andere wijze, verftikt of verbroeid is, en, behalven de veer- kragt, ook nog die rsoodzaaklijke taaiheid mist, om 'er goede beugels van te kunnen draaijen; of die, zoo als 't vereischt, op het fpreizel in te vallen, en het pal aan den grond te trappen: daar deze en foortgelijke gebreken in de materialen plaats hebben, is het ontwijfelbaar zeker, dat de duurzaamheid der Kram-werken verminderd wordt, in even redigheid dat den faraenloop der gemelde ge breken grooter is. Ik weet wel, dat 'er gevallen zijn kunnen, waarin men de materialen niet altijd zoodanig kan bekomen, als tot het nut der Kram werken, en den aart der defenfie, nodig is: dit kan, ten aanzien van het riet, plaats grij pen, door flecht gewas, ontijdige overftroo- mingen der rietveldenof zware befchadingen aan dezelve met ijsgang; ook kunnen vele re gens in den oogsttijdbehalven meer ande re toevallende eigenlijke deugd van 't ftroo-, voor de Kram - werkenook aanmerklijk doen verminderen: dan het is even waarachtig, dat de bekrompens, omftandigheden van eenige en de baatzucht van andere dijkers, doorgaans ve,-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1807 | | pagina 258