po A, SCHRAVER, ANTWOORD
een fchuins werkend vermogen kan en
moet aangemerkt worden,} dus, vermits
die ftreek, in deze betrekking, fchuins is,
zal men dezelve dan in twee andere, -even
vermogende, werkingen moeten ontbinden;
waar van het eene loodlijnig op den rug,
(dat is den buitenflank,} en het andere
evenwijdig met denzelven is; en het blijkt
uit de leer der famengeftelde beweging,
dat de gancfche kracht van het water,
dat op den dijk aanvalt, ftaat tot die
kracht, waar mede het tegen denzelven
aanllaat, als de geheele lengte van den
rug (buiten dorfering} ftaat tot de lood-
lijnige hoogte van het water op den dijk
en dezelve Auteur zegt, in 78hoe
langer dan de helling (buiten dorfering}
gemaakt wordt, terwijl de hoogte (des
waters} dezelfde blijft, hoe kleiner of ge-
ringer het vermogen van den aanflag des
waters tegen den dijk zal zijnweshalven
zoo men een dijk, aan den. zeekant, met
eene zeer flaauwe dorfering kan aanleggen,
zal men hier mede, ten naasten bij, al
het geweld der golven kunnen verbreken,
j, of vernietigen.
BLEiswijK brengt het voorbeeld van den
Westkappelfchen dijk, ter bevestiging van zijn
ge-