over het kram- en mat-werk. pi gezegde, bij, die een flaauwen afloop heeft ter lengte van 35 roeden, op eene hoogte van maar 3 roeden, en dus niet een hoek van 5 graden: om welke reden dezelve van eene ongemeene fterkte isen de golven die eene woedende zee (aldaar op de Kram werken) doet aanrollenzeer veilig weder- ftaan kan, alzoo de gantfche kracht, met welke eene golf tegen een loodlijnigen dijk aanwerktftaat tot die krachtwaar mede dezelve nu tegen de voorgemelde glooijing aanbotst, als 10000000 ftaat tot 871557, of, ten naasten bija's 23 tot 2. Zie ookover de verminderde werking des waters op fchuinfche glooijingenvelsen's Rivierkunde, het ifte Hoofdftuk, de i7de Bepa ling. En de Rivierkundige fteilingen van het Bataafsch Genootfchap der proefondervindelijke Wijsbegeerte, te Rotterdam, in de cxcviifle ftelling. Het is derhalven een volftrekc vercischte, om een dijk met Kram - werk te befchermen dat de buitenflank eene bekwame dorfering hebbe, ten einde de aanflagen der golven op die dorfering geleidlijk kunnen oploopen; hier toe moet men ook, zoo veel maar mooglijk is, zorgen, dat 'er geen verloop van grond in de fneden der buitcnfianken ont-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1807 | | pagina 263