ICO A. SCHRAVERj ANTWOORB
zeedijken, hoe lievig van grond, en hoe
deugdlijk bekramd, door alle de beukingen
der golven, die 'cr de winterftormen op
deden aankomenalroos eenige van derzelver
declen verliezen, en ioms aanmerklijke gaten
daar uit kunnen weggeflagen wordendie
menom de vorengemélde gevolgen te ont
gaan zoo fpoedig mooglijk moet doen her-
Ikllen.
Die gaten zoo térftond weder ter voller
aarde te brengen, is niet altijd mooglijk,
om de opgegeven e beletzelen van fommige
faifoenen; ook niet altijd raadzaam: om dat
men niet altijd zulke ftoffe, als tot die vul
ling wordt vereischt, bij de hand heeft, en
het werk, zoo versch gevuld, ook niet vast
en lievig genoeg zoude zijn, om 'er behoor
lijk in te kunnen krammen.
Men herfieltom die redenenzulke ga
ten 't best, met provifioneel de fteile kanten
van het gat flaauw bij te vlakkenen zoo
geleidlijk voor de zee te leggenals moog
lijk is; hier bij voornaa'mlijk in het oog
houdende, dat die zijden van het gat, daal
de zwaarfte aanflagen der zee op te wachten
zijn, het vlakfte worden afgewerkt: waar na
men het opgereede werk bekramt, en met-
horden daar over beflaat, om de nieuw ge-
leg-