los A. SC HRAVER, ANTWOORD
zich nooit met het dijkflaal vereenigen, zijn
foortlijk ligter dan het water, en loopen ge
vaar, bij de cerfte felle ftorm, weder op te
barften; en zoo dit al niet gebeurd, de ver
rotting en ontbinding van derzelver deelen
doet dergélijke vulzels altijd fchielijk zakken,
formeert iaagtens in de dqrfering, en het tel
kens daar op komend zeewater veroorzaakt,
op zulke plaatfen, de zoogenaamde fistuls of
lekken, die hoogstnadeelig aan een dijk kun
nen worden.
Wat nu het minder verloop van grond in
de dorferingen aangaat: hier omtrend mpet
men acht geven, dat de dijkers 'er geen
yuilnis ipbrengen, gelijk vloeimerk, planten
van den dijk, zand, fphulpen, of dergelijke
onbekwame en fchaadlijke floffenook geen
dijk met dijk maken, dat is, door het bij-
effenen van het, ter wederzijde liggende,
vaste dijkllaalhet verloop minder zichtbaar
te maken: of den dijk, ter plaatfe van het
verloopzoo onbetaamlijk diep omfpitten
om den grond te ligten, dat het verloop
fchijnbaar verholpen is: maar men moet de
dijkers, daar het verloop is, den grond 3 a 4
duimen dóen roeren, en dan genoegzaam met
goeden grond doen aanvullenen dus zor
gen, dat, vóór de Zomermat 'er over komt,
de