OVER HET KRAM- EN ïfAT-WERK. 133 de dijken ter voller aarde, en onder de lijn zijn gebragt, om, zoo doende, de dorfering glad te houden, zonder putten, of hoogtens, en fteile kanten, en de zee een gemaklijken loop over dezelve te geven, ten einde van de Kram-werken die duurzaamheid en be gaanbaarheid, tegen den flag der golven, te kunnen verwachten, waar toe deze foori; van befchcrming is ingericht. b. Het opzuiveren van den grond. Men moetalvorens eenigen grond met pene nieuwe mat te dekkendie prompt doen zuiveren van de oude mat, en alle oude beugels laten afftekenen buiten het werk vernielen: want deze oude nesten verhinderen niet alleen het leggen van eene egale eij digte vloering; maar de dijkers misbruiken die vuilnis, om de laagtcns, en het verloop, in hunne dijken, op te hoogen; en, dat nog veel Hechter is, zij vullen de vloering van het Kram-werk, op eene listige wijze, met die verrotte overblijfzels der oude mat op, en geven zoo aan de nieuwe vloering eene fchijnbare zwaarte, die dezelve echter niet heeft, en op deze bedrieglijke wijze ontgaan de dijkers een gedeelte der kosten, door het fparen, of minder verwerken, van glui en riet, tot ongelooflijk nadeel aan de geduur- G 4 saam-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1807 | | pagina 275