X04 A. S CHR AVER j ANTWOORD zaamheid en beflendigheid der Kram - werken tegen den flag van het zeewater. Ook moeten alle foorten van gewasfsn, die ter plaatfe van het Kram-werk groeijen, worden uitgefteken; derzelver wortels maken den grond los en openen kweeken wormen in den dijk; en de bladen vangen, bij de regens, te veel. verseh water op, dat den dijk, buiten noodzaak, nat houdt, en het Kram-werk, althans da beugels, door de weekheid van grond, doet uitrijzen, en, on der die gewasfen, ligtlijk tot verrotting doet overgaan, regtsftrceks ftrijdig met het oogmerk der Kram - werken. c. Het niet behoorlijk aanftckeq van de tee der dijken. Met moet dit aanfleken der tee nooit aan de dijkers overlatenmaar zelve dat ter deeg bepalenen daar bij letten op de hoeveelheid en den aart-der-gronden, die men, tegen de dijk voeten r op den vooroever vindt liggen, Js dat zandof losfe opgeworpe flibdan moer de mat zoo laag afgewerkt worden, dat die ten nu.item één voet diep in den vasten oever wordt ingeUcld: op dat de kabbeling van het water den grónd niet van onder da mat uitl. kke, en zoo de tee, van tijd tor tijd, poe inkrimpen, en den dijkvoet verftei- len j

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1807 | | pagina 276