:o8 A. SCHRAVER, ANTWOORD
Onder alle de verfchillende wijzen, op
welke men het fpreizel legt, is die wijze
zekerlijk de beste, die het mast aan die ver-
eischtens komt. En aan deze vereischtens
komt men géwislijk het naaste, als men het
fpreizel zoodanig legt, dat de golven, in de
opgegene richtingen'er het gemaklijkst over
heen loopen. En dit zullen zij doenals
ieder dijker, op zijne verdeeling, met hec
leggen van het fpreizelbegon' van het oos
ten af, het glui gcftrekt in de richting
van den dijk, met de vezels of haircinden
tegen het oosten, en de bouten of aardein
den naar hec westen; en zoö band voor
band, gelijk de dijkers1 dit noemen, west-
waards aan: bet fpreizel die dikte gevende,
welke de aart des werks, on die plaatfen,
vereischt: want dan legt die fpreizel op den
buitenflankevengelijk de fchubberi op een
visch; en dé golven, die 'er, uit'het westen
en het noord- wésten op aanvallen loopen
meegaande met de gefchubde:; lagen van het
fpreizel, en in dezelfde richting hiec de ftrek-
king van het glui of riet, daar hec fpreizel
uit vervaardigd is. Maar men verbeelde zich
nu eene andere wijze, waar bij bet fpreizel
anders om is gelegd, dat is, van het westen
naar het oostendan zullen de golven het
fprei-