ÏÏ4 A. SCHEAÏER, ANTWOORD
Maar hoe veel moeten die veerkrachtige
deelen vermeerderd wordenom tegen het
meest mooglijk water-geweld, dat op de zee
dijken aanvalt, beftand te kunnen zijn?
Hier op zal ik, na vooronderfteld te heb
ben dat de zeedijk eene bekwame dorfering
heeft, uit goede floffe beftaat, en de mate
rialen dcugdlijk zijn, met een proefondervind-
lijk bewijs, antwoorden.
Laat ons, uit alle bekende Kram-werken,
zoodanige kiezen, die de allergeweldiglle aan-
flagen der zee te lijden hebben: deze vinden
wijbuiten tegenlpraakin de zoogenaamde
zuid-nollen, aan 't einde van den Westkappel-
fchen dijk. Op deze nollen wordt ook zoo
vast en in orde gekramd, dat men te vergeefs
ergens naar een beter voorbeeld zoude omzien:
fehoon het fpreizel, na door de beugels aan-
geftcken te zijn, op de doorfnede, niet meer
dan drie duimen dikte heeft. Zie daar nu een
werk, dat alle geweld der zee tc lijden
heeften dat geweld ook wederftautEn
nu zal het niet meer bezwaarlijk zijn, voor
iemand, die, bij eenige theorie, ook een
middenmadge ondervindiijke kennis heeft, uit
die opgegevene en voldoende zwaarte van het
fpreizelop de zuid - nollenzoo vele evenre
digheden af te leiden, als men, op alle on
der-