VER HET SRAM- EN MAT-WERK. IIJ
derfcheidene deden 'eeneb dijkagiej kan "hbo»
dig hebben.
Men moet zoodanige fpreizels echter dé
vereischte zwaarte niet geven, op eene wille
keurige en ongeregelde wijze: maar de lagen
moeten over den anderen dekken, of fchul-
pcn, zoo als reeds gezegd is, en hoé dun-1
ner die lagen worden gefpreid, telkens een
weinigjè aftrekkende, om de dikte gelijker te
houden, des te beter voor hét werk: immers,
hoe dunner lagen hoe meerder overdekkin
gen men verkrijgen zal. Men moet ook de
aftrekking der lagen altijd evenmatig doen,
en de eene niet meerder aftrekken dan de
andereof men verzwakt die plaatfénwaar
de meeste aftrekking valt. Ook moet de
voeringonder aan de tee en in de fnede
der dijken, tot oEitrend de hoogte van half
vloed, altijd iets zwaarder worden gelegd, als
boven aan de halzen; dat ieder ligtlijk, uit
den aart der verdediging, zal kunnen op
maken:
In het fteken van te zwakke,- te wei»
nigeen niet genoeg gedraaide beugels en
regels op de vloering, heerscht almede een
doorgaans gebrek. En aan zulke wateringen,-
daar de directien maar eenigermate toegeeflijk-
zijn, fpelen de dijkers, hier mede, eene ver»
H 3 derf: