ï'iü A. SCHRAVER, ANTWOORD en, door den tijd, met brokken afvalt, een ongelijkmatigen dijkflank veroorzaaktdie den geleidlijken opgang der golven hinderlijk is, het water, in zijne werking, tergt, en zoo wel verloop van grondals fchade aan de Kram-werken, ten gevolge heeft. Men moet derhalven, 0111 dit voor te ko men, bij bet leggen van de wintermgt, zoo hoog op de dorlering doen krammendat men geene fteile randen of ruwe halzen van het vorig faifoen overlaat. h. Het ontijdig krammen is mede nadeelig aan de geduurzaamheid en beftendigheid der Kram-werken: want begint men te vroeg met de dijken onder de wintermat te brengen, bij voorbeeldin Augustusdan is de fterke zonshitte hoogst nadeelig aan de veerkracht van het ftroo of rieten doet dit ligtlijfe brekenwaar door het Kram werk als dan deszelfs voornaamile bazis van geduurzaamheid en beftendigheid verliest. Begint men te laat met de wintermat, bij voorbeeld, in October, dan is het Weder te ongeftadig, en dit noodzaakt de dijkers, zich dermate te haasten, om hunne dijken onder de mat te krijgen, dat zij het werk deszelfs eischin verfcheidene opzichtenonthouden ©oqten. Hec

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1807 | | pagina 294