438 A. SCHRAVER, ANTWOORD OVER zoo ais diein den tegenwoordige?!, float van. Zeelandvoorkomt, bij de hand: en dan zal 'er gezien kunnen wordendat de watergangen en fprinken dat Eiland in zoo vele bogtcn, flingeringenhoeken, en kruisfingen doorfnij- den, dat men zich billijk moet verwonderen, hoe menfcüendie toch, in alle tijden, wis ten, dat de kortfte wegen in regte lijnen wa ren, het tandwater, door zulke kromme wa terleidingen, bij de Huizen hebben willen brengen Want behalven den langeren weg, die het tandwater, door de allerwegen gekronkelde toegangen, genoodzaakt wordt, tegen den aart van deszelfs vloeibaarheid, af tc loopen, eer bet bij de Huizen komen kan, vermindert de fnelheid van het aHoopend water, in evenre digheid van de langte des wegs, om dat deze het verval vermindert. En het water onder gaat, boven dien, in het afloopen van dien langeren weg, door de meerdere wrijvingen en ftootingen, die het in kromme waterleidin gen heefc, telkens nieuwe hindernisfenwant zoo meenigen bogt, kromte, of hoek het wa ter voorbijgaan moet, wordt deszelfs loop op gehouden en vertraagt. Ik verwacht hier op deze tegenwerping: dat men, in het leggen van watergangen cn fprin- ken.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1807 | | pagina 310