I46 A. SCHRAVER, ANTWOORD OVER iedere Huislangs eene eigene en bijzondere kil, deszelfs ontlast landwater op ftroom kon- de afleiden. Behalven de belemmeringen en hindernisfen, welkedoor de uicloozing der drie gemelde Huizen, in- en langs écne kil, aan de fpoe- dige> ontlasting van bet overtollig landwater, uit het Eiland Walcheren, in den weg ftaan, kótnt' alhier nog in aanmerking, datdaar alle ontlasting van landwater, uit het Eiland Wal cheren, gefchieden moet aan de oostlijke ge- deeltens van dat Eiland, de ligging der {lui zen, ook in dit opzicht, niet gunftig is. Immers men weet algemeendat winden waaijende van het noord-oosten tot het zuid oosten, landwinden zijn, die het water uit de. zeegaten jagen en. het van onze kusten verwijderen; en daar door ook de laagfte eb ben in onze canalen en havens te weeg bren gen in evenredigheid nu van de hevigheid en langdurendheid dierwindenis de afloop des waters,; uit de zeegaten, meerder, en de eb ben gaan, in onze canalen en havens, lager. Maar deze winden, anders zoo gunftig tot de uitloozing des landwaters, ftuwen het land water, in Walcheren, van de {luizen af, en dringen het op, in de watergangen en fprin- kennaar het zuid - Westlijkwestlijken noord -

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1807 | | pagina 318