igo A. SCHRAVER, ANTWOORD OVER ms en September teelt, als dan belet wordt, zoo Ipoedig en menigvuldig in het hout der fluizen te komen, en dat te befchadigen, dan die zoude kunnen doenwanneer de herftel- lingen vroegeren in het fomerfaifoenwier den gedaan. Maar onbevooroordeeld naargaande, zonder van de nutloos verkwiste dagloonen te fpre- kenwelke geduchte nadeelen aan de lande rijen en den akkerbouw, door die zwakke en, veelligtniets beduidende voorzorgentegen de voortteling der zeewormen, worden gele den, zal men, mijnes erachtens, ligtlijk ont waren, dat het middel alhier erger is, en on eindig meer fchade doet, dan het kwaad zel ve, met moöglijkheid, doen kan, en wij, met reden, mogen vastftellendat zulke on tijdige herlleliingen aan fluizen enz. althans gewis de fpoedige ontlasting van het landwa- ter belemmeren en hinderlijk zijn moeten. Eindlïjkom van mindere toevallige belem meringen en hindernisfen,, aan de fpoedige ontlasting des landwaters, niet te fpreken ftrekt het vooral tot groote belemmering en hindenj. aan de ontlasting, als men de flui zen, order het een of ander voorwendzel, te la ide herfst geflote i houdt; of die, bij dg eerfe fchiel^ke vorst, in den winter, digc zet.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1807 | | pagina 322