DE SUATIE VAN WALCHEREN* j?3
16 duimen water, boven de laagte der ebben,
'er een overfchot zal zijn, in de ruimte van
de Middtlburgfche haven, gerekend tegen de
breedtens, die 'er, voor het ontlastend land-»
water, tusfchcn de wakende fluisdeuren, onder
den Steenen Beer, en die van de Mannezee-
fche fluis, wezen kunnen. En in Wellingen
is zeker die ruimte nog minder twijfelachtig.
Maar nu zal een oplettend lezer mij zeker*
lijk vragen: indien mijne waarnemingen wèl»
gedaan; en de vergelijkingen, daar op ge
bouwd, juist zijn: welke zijn dan toch de
redenen, dat, met alle die genoemde voor
deden, tot eene gevoeglijke ontlasting, het
Eiland Walcheren, ten tijde dier waarnemingen,
half Maart 1801nog met de gevondene 16
duimen landwater bezwaard was?
Even dit verwonderde mij ook: doch daar
ik noch de zekerheid mijner waarnemingen,
noch de echtheid mijner vergelijkingen, mis
trouwde; vooronderftelde ik, dat 'er toeval
lige belemmeringen en hindernisfen moesten
geweest zijn, of nog waren, welke de ont
lasting des landwaters beletteden, om, zoo
tijdig dit behoorde, of met alle de moog-
lijke ruimten, te kunnen werken. In deze
vooronderftelling wierd ik al ras bevestigd
want i«mand, des bewust, berichtte mij, dat
'er,-