I74- A. SCHRAVEKANTWOORD OVER 'er, ia het begin van November 1800, nog fluizcn wierden gefloten gehouden, offchoon 'er destijds, bij iedere ebbe, zulk eene hoo- ge kolom landwater tegen de deuren perste, dat deskundigen niet zonder vrees waren voor het fpringen of bezwijken der Huisdeuren; 'er bijvoegende, dat men voorbedachtlijk de fluizen toen zoo lang gefloten hield, om eene groote hoeveelheid landwater op te vangen, en daar mede de fluiskillen uit te fchuuren: ter vermijding der onkosten, die men anders, jaarlijksdaar aan moest vergravenOf dit voorgeven waarheid zij, is mij niet bekend: maar het is zeker, dat men, met het opvan gen van het landwater, vrij wel gedaagd is: daar van was ik een verbaasd ooggetuige! Want in de maanden van September en October 1800, is, volgens gedane waarne mingen, gevallen 11 Rhijnlandfche duimen hoogte water; en uicgewaasfemd 3; duimen; indien men nu die uitwaasfemingen aftrekt van het gevallen water, blijft -i duimen wa ter, meerder gevallen dan uitgewaasfemdove rig dat menom dat het van alle hooge gedeelten afzakt, en in flooten, poelen, enz. vergadert, gerustlijk kan ftellen op driemaal zoo veel hoogte, of 22 duimen; dit gevoegd bij de 12 duimen, die het laag zomerwater, irt

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1807 | | pagina 346