188 A. 5CHRAVER, ANTWOORD OVER ken enk. voorzien is; en, bij de nachtijen ook van het noodig licht. 8. Men moet met dit bewaken der fluizen aanhoudenzoo lang buitengewone fterke vorstof het kruijen en zware drift van los ijs, zulks niet belet; of tot dat het landwa- ter, ter behoorlijke laagte, ontlast is. De onkosten, daar toe noodzaaklijk vereischt, zijn klein, in vergelijking van het wezenlijk voordeel, dat de landerijen, bij eene tijdige uitloozing van overtollig landwater, hebben kunnen, Ik zoude het nuttige van zulke bewerkin gen, uit de werkingen der fluizen, met vrie zend weer, tot eene fpoedige ontlasting van landwater, door voorbeelden, zelfs nog van den jongstafgeloopen winter, Haven kunnen; dan daar ik voornamomten mijnen op zichte, gewigtige redenen, van geen Eiland of watering, in het bijzonder, iets, dien aan gaande, te zeggen, of aan te bevelen; zal ik de vrije beoordeeling deswegens aan eiken oapartijdigen lezer overlaten. En, na nu over de mooglijkheid der ont- lasting van het overtollig landwater, uit het Eiland Walcheren, zoo ten aanzien der vier werkende fluizen, als ten opzichte van Welfingen en de Middelburgfche hay en," ge-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1807 | | pagina 360