s3 E" suatie van walcheren. I<Jt In vroegere tijden, toen ik mijne oefeningen begon in die kundigheden, welke tot het vor men van geregelde denkbeeldenover den wa- terftaat mijns Vaderlands, noodzaaklijk zijn; las ik in'witschut's Verhandeling over de Zeeuwfbhe Stroomenhoofdftuk 8., 17a, dat' de westhoek van Cadzand, federt den jare 1703, tot 1746, over de 500 roeden lengte aan duinen heeft verloren. Van dien tijd af, en vervolgensheeft men ook waargenomen, het aanwasfen van de Kloot; het verbroeden en vervlakken der ftrandenaan de Zuidwateringen het ver zanden van de reede voor Rammekens: welke laatfte oorzaak is geweest, dat het bed van Wellingen deszelfs naar buiten afhellenden vorm allengs verlooren dat de doffendie 'er de vloed indreef, op een meer lijnregt bed neergezakt, voor de ebbe, en kundige havenfehuringallengs minder en minder ver plaatsbaar wierden; en aldaar eene verhooging te weeg bragten, die eindelijk, met den tijd, derwijze toenam, dat de breede boorden van Wellingen vol zand fchoten, en 'er Hechts ééne geul in overbleef, die, met lage ebben, nagenoeg doorwaadbaar was. En welke nadeelige verzanding, met de gevolgen van dien, toenamen, in evenredigheid der verlie. zen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1807 | | pagina 363