DE SUATIE VAN WALCHEREN. I95 (luizen aantreft, die 2, 3, en meer voeten te diep zijn aangelegd: want de (luizen kun nen alleen dat water ontlasten, hetwelk in hoogte boven het buitenwater, waar over- en door de ontlasting des landwaters gefchieden moetverheven iszie velsen's Rivier- kunclein het ifte hoofdftuk, 1 ilIe bepaling; het Corollarium, bladz. 20 enz. En hier om is Welfingen en de Middelburgfche haven thansvoor de ontlasting des landwaters uit het Eiland Walcheren, nog diep en ruim ge noeg, zoo wel als in vorige tijden, fchoon veelligt te droog, of, eigenaanigerte on diep, om met fchepen bevaren te worden-,, van zulk eene onheblijke diepgaandenheid, ge lijk oudtijds gefchieden kon. Na aldus, zoo klaar mij mooglijk was, en met zulke en zoo vele gronden, als mij toe- fchijnen voldoende te zijn, bewezen te heb ben: dat de vier (luizen in Walcheren, die thans gezamenlijk alleen moeten dienen, om het overtollig landwater van dat Eiland te verzettendaar toe in (laat zijnendes noods, nog kunnen verbeterd worden; en derhalven geen behulp van andere water- werktuigen noodig hebben;" zoude ik thans deze Verhandeling kunnen (luiten. Maar offchoon het, mijnes inziens, bij den N 2 leef-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1807 | | pagina 367