I<?6 A. SC H RA VER, ANTWOORD OVER
leeftijd des tegenwoordigen menfchengeflachts,
niet noodig zal zijn, andere middelen, behal'.
ven de gemelde vier fluizen, tot eene behoor
lijke ontlasting voor Walcherens landwater, te
zoeken; heb ik, om dat ik begreep, aan het
oogmerk van het Zeeuwsch Genootfchap niet
te zullen voldoenmet het laatfte lid der
voorgeftelde Vraag geheel ongemerkt te laten
rusten, ook wel mijne gedachten willen zeg
gen, nopens die middelen, welke men, in
geval 'er, t'eeniger tijden, wezenlijker belem
meringen in de ontlasting des landwaters, als
'er thans nog in het Eiland Walcheren zijn,
of voorzien kunnen worden, zich opdeden,
zouden behooren in het werk te Hellen.
Het Zeeuwsch Genootfchap geeft eene ge
paste aanleiding tot de keus van die midde
len, in de benamingen van fluizen, watermo
lens, afdammingen, of andere werken.
Ik vind de fluizen alhier in den eerfteu
rang geplaatst: zij zijn de eenvouwigfteen
zeer zeker de oudfte middelenen in een
land, gelijk Walcheren, welker landen, voor
zoo veel die vroegtijdig van water ontlast be
hoeven te zijn, taamlijk hoog boven de daag-
lijkfche ebben liggen, ook altijd de meest
verkieslijkfte middelenom dat luatiefluizen
tot de ontlasting van het overtollig landwa
ter,