204 A. SCHRAVER, ANTWOORD OVER kaden, wordt bij den anderen gehouden,' tot in den boezemalle de landendaar het door- en langs ftroomt, oneindig meer en langdurendermet het voorwaards gemalen water, zouden bezwaren, dan anders het ge woon landwater doen kan. Men moet ook den krimp voor het fchep- rad niet dieper maken, dan dat vereischt, op dat het, tusfchen de fchoppen, en den te diepen krimp, terug (troomend water, den wederftand op de fchoppen, tot groot nadeel der ontlasting, en tot verzwaring der onkosten in den onderhoudniet vermeer- dere. In het bouwen van Huizen, moet men al tijd een aanwasfenden vooroever, en hooge zandftranden vermijden; en de grondvesting niet dieper aanleggen, dan dat de vloed, met de laagfte ebbendroog valt. Eene meerdere diepte der (luizen doet geen nut aan de ont lasting: vermits her buitenwater, dat hooger (laat dan de vloer der (luis, tegen eene ge lijke hoogte binnenwater in evenwigt is. Al wat derhalven eene (luis dieper ligt, dan de laagfte ebbenvermeerdert de kosten nutloos maakt den onderhoud en het toezicht moeilijker; onderwerpt de deuren noodloos aan de paalwormen; en dient tot eene kwee-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1807 | | pagina 376