SO 5 A. SC H RAVER, ANTWOORD OVER
drotecten, zijn bij een verzameld, en beoor
deeld; volgens de leerwijs des Schrijvers,
volgens de gronden der hooge wiskunde, me
degedeeld.
Nu aan het einde mijner taak zijnde, moet
ik nög zeggen, dat ik, bij het beantwoorden
der aan het hoofd dezer geplaatfte vragen,
mij ook ftiptlijk daar bij heb gemeend te
moeten bepalen.
Wilde men echter, bij eene genoegzame
ontlasting van het overtollig landwater, uit
het Eiland Walcheren, ook volftrekt eene
meer fpoedige ontlasting vorderen; dan wen-
de men Hechts die middelen aanwelke
feladz. 54 en volgg. van deze Verhandeling
worden opgegeven.
En zij dezen mijnen arbeid, met fchuldi-
gen eerbied, onderworpen aan de beöordee-
ling van het Zeeuwsch Genootfchapterwijl
ik dezelve eindige, met de les van den Ita-
liaanfehen waterbouwkundigen leechi, in zij
ne Memoires lArostaten hier is het, dat
de waterbouwkundige de eerfte zijner plig-
ten, jegens het algemeen welzijn, moet
leeren in het oog houden, beftaande daar
in, dat hij zijne vaste grondregels on-
wrik-