124 P. F. PEURENOÜD ANTWOORD
hunnen ouderdom en natuurlijke krachten.
Ook kunnen bejaarde perfoonen zeer wel lee-
ren linnen of andere grove ftoffen weven, ge
lijk aan elk bekend is. Dan daar hier de gor-
diaanfche knoop ligtzal het zeker niet over
tollig wezenhier ook eetien kleinen uitftap tê
doenom in eeriige voorbeeldendie in derge
lijke gevallen altijd van een groot gewigt zijn,
de mooglijkheid van het geen ik zoo even
gezegd heb aantetoonen.
Men weet hoe zedert drie of vier jareft
verfcheidene Scheeps - timmerlieden en ande
re handwerkslieden zijn gaan werken bij de
Boeren en dat zelfs de Di'akonié der Neder-
duitfche armen te Middelburg, ten jare 1796
en 1797 ook de door haar verzorgde armen
of de geene die ónderftand eischten, ten tijde
van den Koolzaad- en van den Graanoogst,
naar het veld gezonden heeft om de landlie
den te helpen die toendoor gebrek aan de
noodige handen, verlegen waren hoe hunnen
Oogst intezamelen.
Een ander Timmerman zijnde een Fries
mede zedert eenige jaren geen werk meer
hebbende op den Werf der Oost - Indifche
Compagnie, heeft het kousfen breijen aange
vangen waarmede hij daaglijks tien ftuivers
wint; wint nu zijne Vrouw ook zoo veel, daa
kun-