OVER BE ARMICA S SiJij; 1.<J zijn zoude.Het is zoo lief kleine meisjens te zien werken. Men ftaat verwonderd over de behendigheid waarmede zij de klosjéris door en msfchen de vingeren van een haarer poefele handjes doen gaan of liever vliegen terwijl zij met het andere niet doen dan fpel- den fteeken om de oogjens of gaatjens der kanten te vormen mijns bedunkens moesten alle de geene der fexe die maar den mins ten naarijver bezitten'er haren roem in ftellen om 'er hare geliefkoosde bezigheid van te ma ken. Hoe veel Dames zelfs van den eers ten rang zijn 'er niet die zich beroemen van de meeste kleinigheden die haar toilet vertieren zelve te maken hoe is het moge lijk dat zij een van deszelfs' voornaamfte do raden en dat tevens de fraaiheid 'er van het meest zou deen in het oog vallen veron» achtzamen. Misfc Men zal men nog tegenwerpen (want waar op maakt men niet al tegenwerpingen?) Gij 3, hebt nu wel de mooglijkheid en zelfs, als men wil de nuttigheid van alle deze Fabrie- ken tot een zekeren trap betoogd: maar waar zal men deze Waren verkoopendaar zij toch nietdaadlijk van die deugd zullen wezen, dat zij met de genen die buitenslands gewerkt war- t, den, - alwaar die Manufaftureu zeden eeuwen Q 3 n

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1807 | | pagina 417