%6z P. F. PERRENOUD, ANTWOORD gen aan de vaardigheid zijner bedrijven groo- te belemmering toe het is dus van belang tegen elke dier zwarigheden gepaste middelen aan te wenden. De Werkhuizen moeten groot van eene gefchikte hoogte en luchtig zijn het zelfde geldt ook van de flaapvertrekkèn. De veng- flers moeten boven zoo wel als beneden open kunnen want de kwade dampen trekken naar boven en drijven daar op de lucht die in het vertrek is even gelijk olie op het water. Gewone ijzere kagchels zijn gevaarlijk on gezond en verwekken veel vuilmakend Hof, ?t geen voor de kanten zeer fchadelijk is in plaats van dezelve zou men zich dan moeten bedienen van aarden- of fteenen- kagchels gelijk In Duitfchland; of liever van buizen on derden grond doorloopendc, gelijk in deOran- jerijen: door dit middel zou men bet Werk huis overal verwarmenen voornaamlijk voot' de vengfters waar zich de werklieden altijd plaatfen men zou op die wijze ook minder kolen verftoken en met minder moeite. Het zou ongetwijfeld overtollig zijn, in het breede uitteweiden over het beltuur, het welk men in eene (lichting van dien aart zou behooren intevoeren. Het zal voldoende zijn Hechts eenige der wezenlijklte punften aante- wij-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1807 | | pagina 434