17? F. PSRRÏNOUD ANTWOORD pligting ontfloeg (zoo als dit thands maar a! te veel plaats heeft) maar het een met het ander paardezij dat middel met ijver zouden hebben aangegrepenop dat de voorwerpen hunner weldadigheid niet geheel onnut wierden voor zich zeiven en voor hunnen evenmensch. s, De verpligtingvan den mensch tot den arbeid onderhoudt zijne werkzaamheid en belet dat onverfchilligheid of logheid hem tot bezigheden onbekwaam maken." Hier is nu buiten tegenfpraak de guns- tigile gelegenheid die men ooit zou kunnen wenfchen om dit in de daad begeerlijk oog merk, te bereiken. Zij zouden, gelijk de bes te werklieden, eene goede tafel kunnen heb- ben tegen zeven of agt fchellingen 's weeks, en dus een derde beterkoop dan elders daar zij genoegzaam onder geene ondergefchiktheid leven door breijen of iets anders te doen zouden zij zich eenige onfchuldige uitfpan- ningen kunnen verfchaffen en alzoo naar hunnen ftand een vrij gelukkig lot genieten. In gevolge zulke fchikkingen zou men met de zelfde fom drie perfoonen bijftaan in plaats van twee. En is ook dit niet eene drangreden te meer om 'er de proef van te nemen Men zou zich zeer bedriegen wanneer men zich verbeelde dat 'er ook onder de Clas- fe

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1807 | | pagina 450