188 P. P. PERRESOÜD, AN.TWOOR.Ö derftand vragen uit de Arm-kasfen. Men moef, als dan van tweeën één doen hen onder houden of van honger ïaten fterven. Het laatfte zou zekerlijk al te ruw en te onmeafch- lïjk zijn vooral vo.pr de vrouwen en kinde ren die veelal önfchuldig zijn. Zie daar dan de Diakoniën wederom belast met eenen dronkaartdie dikwijls ziekelijk krachteloos zedenloos en onwillig is met een ongezonde en in het best haarer dagen afgeleefde vrouw met kinderen die zwak zijn en kwijnen, door de langdurige onthoudingen, die zij hebben moeten verduren en door de flechte natuur der fpijzen waarmede zij ge noodzaakt zijn geweest zich te voeden. Dit alles zijn de oorzaken van den betreurenswaar- digen ftaat tot welken zij gebragt zijn en waartoe ook de flechte behandelingen die zij dikwijls ondergaan moesten niet weinig hebben medegewerkt. En wat moeten dia flechte voorbeelden dat gevloek die on eindige twisten die verwenfehingen en wie weet wat al meer die in dergelijke huis houdens maar al te gewoon zijn niet heil loze indrukken maken op de jonge lieden van allerleien ouderdomdie het ongeluk hebben van in den boezem zulker huisgezinnen gebo ren en opgevoed te, worden Elk, des houde Ik

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1807 | | pagina 460