OYER DE ARMKASSEW. SïJ houd te voorzien moet men oprecht beken nen dat het hun eigen fchuld is en dac zij zich daar door de weldadendie zij genie ten zonder dat 'er voor iemand eenig we zenlijk voordeel uit voortfpruit zouden on waardig maken. Hoe veel misbruiken zou men niet verbe teren zij zijn zeker niet alle even ge vaarlijk echter zijnze alle min of meer tastbaar. Dan het is hier het geval niet om dezelve op te fommen laten vrij ons alleen lijk vergenoegen met in het voorbijgaan eeni- ge der voornaam sten aantewijzen. Men zou geen gevaar meer loopen van on gelukkige en deugdzame armen aftezettenons liefdadigheden te bewijzen aan anderen die 'er beter op afgericht zijn om hen medelijden van brave menfchen optewekken hoewel zij door hun wangedrag en het gebruik dat zij 'er van maken niet waardig zijn dezelve te ontvangen. Men zou niet meer tot erger nis van elk en iegelijk die troepen van hon den zien die dikwijls onderhouden worden door volkdat zich niet fchaamtom naar men zegt aan dezelve een gedeelte van het brood te geven dat zij ontvangen ten ein de 'er zich beter te verfchaffen terwijl die dieren intusfehen zoo onnut zijn voor hunne mees-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1807 | | pagina 491