ÊJÖ J. DE KANTËRj PHIL. Z. oVEft
zouden moeten plaats hebbenaanmerkelijk
vergoed worden.
Het fpreekt van zelve, dat bij het opkomen
van den Vloed al het gezegde in eene om
gekeerde orde plaats heeft.
18. Dewijl de fnelhcden afhangen van de
bétreklijke hoogte Van het Binnen- tot die van
hét Buiten - Water zoo is hier natuurlijk de
groote vraagwelke is de wetVolgens welke
het Water bij Vloed en Eb regtflandig rijst
en daalt
De Heer n. berNouilli heeft bewe
zen dat als men den geheelen tijd van
het hoogste tot het laagste Water, welke, ge
middeld van 6 uren 12 minuten is uitdrukt
door een vierendeel ronds A C (Fig. 4.)'
wiens ftraal A B of B C men gelijk aan de
eenheid Heltals dan de regtjlandige dalin
gen van het Water van 't oogenblik van
het hoog Water af, gelijk ook de regtjlan
dige rijzingen van t oogenblik van het laag
Water af, moeten worden uitgedrukt door
de vierkanten van de finusfen der bogen die
de gegevene tijden uitdrukken.
19. Als men dan den boog A C in 62
dee-
Traité fur h flux reflux 4» fa mtr. Chap, V. Ut
j?ag. i?ó