£4® J- DE KANTER, PHIL. Z. OVER
is en dus altijd na hoog Water.
27. Om dan nu het aangevoerde van nader
bij toe te pasfen zullen wij nu vooror.der-
flellen i°- dat het Binnen-water 3 voeten
of 36 duimen fta boven het peil van het lage
Water en 2° dat de dorpel der Sluis of,
naauwkeuriger deszeifs bovenrand met dit
Peil gelijk ligge.
En nu onderzoeken hoe veel Waters als dan
door zoodanig een Sluis moet uitloozen.
28. lliervoren (j§ 21.) is getoond datH,
jof de hoogte van het Buiten- water in voeten
12 S2 (S beteekent hier de Sinus van den met
den tijd overeenkomftigen boog' 16)), dus
H ia S2; waar uit S2 H
12
Nu ftelden wij de hoogte van het Binnen-wa
fer op 3 voetenzoo laag moet dus het Buiten
water afloopen eer de Sluis kan beginnen te
ipozen derhalven ook S2 o, 25.
Nu ziet men in Tafel I. dat men deze waar
de yan S1 zeer na aantreft4 uuren en 6 mi-
nqten na hoog Water als wanneer het Wa
ter 9 voeten is gedaald
Men moet dus nu de hoogte van het Buiten
water en de betreklijke hoogte van het Binnen
water voor de volgende tïjdftippen berekenen
waar uit dan de fnelheden en de uitloozende
hoeveelheden worden afgeleid. 21 en 24a\
29. Om