BE ÜITLGOZING DER SLUIZEN. 347
De hoogte der Gedjën hangt gelijk be
kend is afvan de krachten der Zon en
Maan bij de Spring-tijën is die hoogte even
redig aan de Som doch bij de doode-tijen
aan het yerfch.il dier krachten.Stellende dan
de kracht der Zon Z en die der Maan
M; dan heeft men voor de betrekking dei-
hoogte van de Spring-tijën, M-i-Z, en voor
die der doode-tijën M Z.
Nu toonen de omftandigheden der Getijen
zelvedat de kracht der Maan omtrend 2| ma
len grooter is dan die der Zon. Zoo zal dan
de evenredigheid der Spring - tijën tot de doo
de - tijën zijn
=M Z: M Z='s|+i laf—I=c3f: if:
Stellende dan, da: een middelbaar Spring-tij
zij van 12 voeten zoo zal de Zon daar in
3,43 voeten en de Maan 8,57 voeten hoogte
te weeg brengen In de doodè - tijën zal dan
die hoogte zijn 8,57 3,43 5, 14 voe
ten en dus minder dan de helft van hee
Spring-tij.
Deze zijn dan de waardijen der Getijen bij
nieuwe of volle Maan en bij de Quartieren
in alle andere Handen der Maan tot de Zon
moeten dus die twee waardijen, 8,57, ets
5,14 voeten meer of min invloed op elkan
der hebbendoch wanneer men nu het medium
neemt