se dea b o r. o r in A. t6j I. de Eèlto Call. cap. 51., 54. en elders, óf ook sue toni us, in Auguito cap. 21., waar zeifs 'de 'Sue Vi naar 't oordeel van groote mannen hunne plaats aan de Ubii behoo- ren in te ruimen. De Heer cannègieter. vermoedde dat de naam Burorina zijnen öorfpröng zou verfchuldigd zijn of aan be nige plaats van foorrgelijken naam in de na bijheid van Domburg gelegen doch hem èn ook mij ten eenemaal onbekendof aan 't zelfllandig woord Buur nabuur ge- buur of aan 't werkwoord Buren zijne bu ren bezoeken. De gisfinge, dat Dea Buro rina zou betcekenen eene Buur-godin, kwam ook aan anderen niét onwaarfchijniijk voor. Zie Verhand, van 't Zeeuwsch Genootfchap II. Deel bladz. 48. Is die afleiding des naams niet te zeer gedrongen En waar uit blijkt hetdat het werkwoord Buren reeds in de vroegfte eeuwen en wel in de gemelde bc- teekenis, bekend is geweest? Zijn de voor beelden, Uit GRUTERUS CU SPONItfS bïi- gebragt om te bewijzen dat in óirde Op- fchriften BuurgcAen en Buur god innen gemeld worden wel boven alle bedenking en bier toepasfelijk Voor Romeinen was D ea Pro- xima vërlïaanbaar maar zekerlijk niet, ge lijk op dezen Steen HaatDea Burorina. Meer

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1807 | | pagina 545