M IJ N II E E R E N! Is het van de vroegfte tijden her eene niet onlof felijke gewoonte geweestdat menter gedachte nis van Mannendie zichin eene of andere be trekking, bij hunne, tijdgenooten bijzonder .vetdien- ftelijk hadden gemaakt, op deze of gene wijze eene gedenkzuil oprigteals eene openbare hulde wel ke menter dankbare erkenteniszich aan hunne afch verfchuldi'gd rekendeom hunnen naam tot in 't laatste nageflacht in eene gezegende gedachtenis te bewarenwat wonder dandat eene geleerde Maatfchappijopgerigtniet zoo zeer om bloote befpiegelingen van het vernuft, veelmin omfchrale en droge letter- vitterijen aan te kweekenals wel om allerlei nuttige Kunsten en Wetenfchappen te bevorderenwelke ter veraangenaming van 't ge zellig leventot wezenlijk heil van den Burger- Haat en ter uitbreiding van het rijk der Waar heidDeugd, en Godvrucht kunnen dieneneene I. Deel. A Maat;-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1807 | | pagina 95