(>4 T> Sl'ELtVElD, OVER DE OfSLIKKIKÖ volgt daar uitdat 'er op dien tijd meer Vloedwater dan vóór de uitdieping zal inko men maar dewijl dit water in dit geval flechts te meer zand en flib zal invoeren en 'er geen eigenlijke vloedftroom, of zelfs geen, dan een fluitende, in het Kanaal en in de Haven kan plaats hebbenvolgt natuurlijkdat naar ma te 'er meer waters inkomt'er zich tevens zoo veel te meer ftoffen moeten nederzetten, en dus, de aanflikking te grooter moet worden. Derhalven is men gedwongen zonder op houden vruchtelooze kosten te maken, welke ten laatften veel hooger moeten loopen dan. het aanleggen van zware werken die het kwaad in eens kunnen wegnemen en waar van de kosten door derzelver wezenlijke nuttige uit- werkfelen duizendvoudig vergoed worden. Even eens zoude het gelegen zijn met het graven eener geheel nieuwe Haven zonder den aanleg der Sluizen als welke aan dezelf de ongemakken der tegenwoordige Haven on derhevig zoude blijven en met deze wei- haast een en het zelfde lot met dat der Ar- we ondergaan terwijl Middelburg eindelijk., na veele kosten vergeefs verfpild te hebben, in eene binnenftadontbloot van dien Zeehan del welke derzelver opkomst en grootheid is geweest zoude veranderen. Ilier

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1818 | | pagina 156