over apollonius van tij an A. 71
Naar mate dat het Christendom zich al ver
der en verder uitbreidde, naar diezelfde ma
te neigden ook het bijgeloof en het ongeloof
fpoediger tot hunnen ondergang. Het kon
niet wel anders of deze gebeurtenis moest
den haat der Joden en Heidenen ontvlammen
te meer daar zoo vele bronnen der inkomilen
der Heidenfche Priesterfchaar daar door ten
eenemaal verftopt werden. Bekend toch is
het uit de getuigenisfen der Heidenfche Schrij
vers dat onder anderen de godfpraak te
Delfosdie zoo vele rijkdommen aan de Pries
ters verfchafte niet lang na de uitbreiding
van het Christendom zweeg (d). Bekend
is het geval van demetrius, den Zilver-
fmid Handel. XIX. 25., en plinius
bcrigt aan den Keizer wiens bevelen hij
met opzigt tot de Christenen hadt opgevolgd,
dat de flagtoffers die dus lang weinig hoo
pers vonden weder ter markt gebragt wor
den. Deze en meer andere oorzaken (Y), had
den ten gevolge dat men van de zijde der
E 4 Hei-
A Conf. Sui das in Allgusto Lu can i Pbarfalia Lib.
V 3. Juvenalis Satijra 6 vs. 544.
(c) De oorzaken vau den haat van den Romeinfchen Keizer
en Senaat tegen de Christenen zijn voornamelijk geweestvoor
eerst dat de Christenen maar één God beleden en ten an
deren dat ze weigerden voor de beeldtenisfen des Keizers te
knielen of die door offers te ecren zie dit breeder geftaafó
door