OVER. APOLLONIUS VAN TJJANA.
79
volgend leven in aanmerking nemen zijne le
vendige verbeelding zijne zucht tot het
vreemde zonderlinge en opziens verwekken
de komt het ons niet onwaarfchijnlijk voor
dat zo wel de Theurgie als de geneeskonst
die beiden door de Pijthagoreërs beoefend wer
den (V), hem hebben overgehaald om een
Pijtkagoreër te worden. Dan hoe het ook
hier mede zij dit is ons genoeg, dat hij de
Leer van pijthagoras met zeer veel ijver
omhelsd en voorgeilaan heeft.
Wat zijn eigenlijk karakter betreft dit
wordt van fommigen als zeer gunllig gepre
zen maar door anderen als zeer ongunftig ge
laakt. Zonder in de beoordeeling der gronden,
die voor en tegen beide gevoelens zijn inge-
bragt ons intelatenwillen wij alléén zeg
gen, dat het berigt van fhilostratus op
dit Huk aan zich zeiven ongelijk is. Hij ver
haalt ons, dat apollonius eene zeer fter-
ke
O) Z. Cctta Verziich eiucr ausfurl. Kircheti Hist, des
JN. T., Ill, T, p. 550., doch vooral heeft Wie land in zijnen
Agatbodaemon s.. B. K. 3., 4., f. 72. en volgg. dit in 't bijzonder,
gelijk doorgaans 't overige van 't karafter en gedrag van Apollonius
zeer fraai enMenschkundig omwikkeld. Te regt heeft Gabler
JNeuest. Theol. journ. 9. B. 3. St„ in de recenfle van dit Werk, aan
gemerkt, dat. hoezeer Wiel and in dat Werk Hechts zijne hij-
pothefe geeften in het kleed van fictie nogtans '0 Werk hoo-
ge waarde heeft, als Wielands oordeel en rcfultaat van zijn
onderzoek over Apollonius ers F bil os tra sa behelzende.