jos j. H. LOTZE EN H. W. TIjDEMAN,
lijt aan zich zelven is ook morhoff, die op
de eene plaats alle de berigten door, phi-
lost it. atus gegeven, verdedigt, en op
eene andere twijfelt of niet wel de berigten
van apohonius van den kant der Heide»
ijen vergroot zijn geworden
Dit overzicht van zoo veele en zoo uiteen
lopende oordeelvellingen die evenwel in één
punt fchijnen zaaffitelopen te weten dat het
karakter van apollonios hoogst verdacht
is en hij voor een bedrieger is te houden
dit overzicht, zeggen wijdoet elk ge-
jjoegzaam zien dat de vraag niet overtollig
is, wat wij van dien zonderlingen man naar
waarheid of waarfchijnlijkheid te denken heb
ben Maar even dit zelfde overzicht leert niet
min duidelijk dat elk zijn eigen ftandpunt
hsefc gehad waaruit hij de berigten door
pHitosi&ATos gegeven, heeft beoordeeld,
en waar door hij geleid is géwordenom
gun-
Morhof. Polijli.LiteralL. i. C.33. n. 17. Sqq.coll. Polijh,
Jmies. L. I. C. 2. n. 5.
(»j) 'T zij dan zonder of niet een groot en goed oogmerk; gelijk
JVielani hem doet voorkomenhuichelaar en bedrieger blijft hij, ook
volgens Wiel and, en deze zelf erkent dit (onder den naam van
Apoll. zelf) in het Iaatfte deel zijns Werks, en erkent cn bewsijt hier
uit zeer fchoon de voortreffelijkheid en verhevenheid van jezus
christus, boven JlpoUonius.—— Hoezeer W. zelf, helaas! de
Goddelijke waardigheid en de wonderen van den gezegenden Zalig
maker miskent,