140 J. H. LOT ZE EN H. W. TIJBEMAti, om het werk van piiilostratus, a!s ees door hem gefchreven werk te erkennen, dan vervalt althans die tegenwerping tegen onze Evangelieboeken geheel en al. Dezelfde gron den, die voor het eerfte pleiten, zijn nog veel meer toepasfeiijk op de laatften, bij wel ken die in grooter getal voorhanden zijn, dan bij het eerfte. S XV. Ten derden, de berigten nopens jezus in de Evangelieboeken vervatzijn geheel onver- valscht, ftellen ons de wonderen door Chris tus verrigtzoo voorals ze werkelijk ge beurd zijn; maar de berigten nopens apol- i,o Nil's en zijne zoogenoemde wonderen zijn door philostratus zoo bewerkt gewor den dat wij geene zekerheid hebbennopens het gene bij gedaan heeft.Als men met een open oog, door geene vooroordeelen ver blind, de Evangelifche wonderverhalen leest, dan gaat het ons niet andersdan of wij tegen woordig waren op het fchouwtoneel zelveen wij worden door de innerlijke baarblijkelijk- heid der berigten gedrongenom ze als echte en onvervalschte te erkennen. Behalven deze overal doorftralende kenmerken van waarheid, kunnen wij ons nog beroepen op het getuige nis

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1818 | | pagina 234