142 J. H. L0T2E ÉN H. W. TIjDEMAN Ten vierdende berigten iiopens jezus in de Evangelieboeken zijn gelijktijdig met. de gebeurtenisfen zelve j maar het tegengefteldd heeft plaats met de berigten nopens aïol- loniüs.De berigten door de Evangelis ten medegedeeld, zijn niet genomen uit ande re die later .zijn vervaardigd en waarvan de gefchiedfchrijver zoo weinig als zijne Le zers kon weten; zij zijn genoegzaam gelijktij dig met de gebeurtenisfen zelve geboekt ge worden, in een tijd, dat deze alom bekend waren en elk een 'er zekerheid van heb ben otf tegen hen optredenen hen in 't aan gezicht weerleggen kon. Philo STRATUS daarentegen maakte de gefchiedenis van apol- 10 NT us meer dan honderd jaren na zijnen dood eerst bekend, terwijl het inderdaad twij- felagtig is, of hij waarlijk een echt en vroeger berigt heeft gehad 0111 aan zijne gefchiede nis een grond van voldoende zekerheid te ge ven; en wie kon, na die honderd jarenhet opgefmukt verhaal van philostratus met ftrijdige getuigenisfen of daadzaken gaan weder* leggen (e) XVI. c P a e ij Üeberficbt 1112tl Prvfang der Bciveize itnd Zeug- ne'sfe fur das Cbristentbum I. B. BI. 247. Zeer goed is deze aan" meriting ontwikkeld en aangedrongen door den Eerw. Heer Baruetb in zijne Red. cu bèfcbeid. ïfcerlegg. der bed end. Deist, en Vrijgt 1767. Yoorr. BI. XV—XLI, Zie voorts bc-ned. XVfl, XIX;

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1818 | | pagina 236