S xviii. OVER AjPOLLONIUS VAN Tij A NA. 15I gen moet, indien der Evangelisten berigt no pens jezus niet zeker is, dan is 'er niet een eenig waarachtig berigt voor handen. Het verdient in de tweede plaats opgemerkt te worden, dat philostratus niet aileen niet nodig had, zijne gefchiedenis van apol- lonius te beyestigen, maar ook aan geene onaangenaamheden wegens zijn werk werd of kon worden bloocgefteld; daar en regen wa ren de Evangelisten even als elk ander Chris- ten-Leeraar, aan lijden en vervolging blootge- fteld maar droegen dat alles uit overtui ging, dat het geen zij berigtten waarheid was. Philostratds, aan het hof van de Kei zerin julia gezien, voldeed als hij, ten haren gevalle, de narigten van damis its een rein en lïerlijk gewaad Hak, en was bij het vol brengen van zijnen taak volkomen zeker van hare genadige goedkeuring, (jpGeheel anders is het gefield met de eerde Leeraars van liet Christendomen de berigtgevers van jezus leven.De lotgevallen van jezus, den dichter van het Christendom, voorfpel- K 4 den <{p Alle de 'Schrijversdie over den ftiil v.in P bi lost r. oor deel vellen .j getuigen van zijne uitgezochte fierlijkbeid. Zoo reeds Cijriü. Lib. III. ad sirs. Julian, bov. aangch, Pb» tins I, c, etc.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1818 | | pagina 245