OVER AfOLWNiilS VAN TIJANA. IS3
door hun geboekt is hadden zij zeiven bij
gewoond: maar bij phii,ostr.atus heeft
juist het tegendeel plaats. Zij waren oor- en
oog-getuigen geweest van het geen zij ter
neder fielden, of hadden kennis van bet ge
beurde door oor en oog-getuigen ontvangen,
ook door zulkendie geen gering aandeel had
den in de voorgevallene gebcurtenisfen. Toen
leefden zelfs zij nog, die in ftaat waren, om
hunne berigten nopens jezus, zoo ze ver
zonnen waren, te wederleggen. In die tijden
zijn de Evangelie - berigten uitgegeven en ver-
fpreid geworden; ze waren overal bekend,
zelfs waren zij in handen der Heidenen
waarom ook tertulliaan voor dezen op
dezelve zich kon beroepen Berigten
in die tijden gegevenalgemeen erkenddoor
geene vijanden weerfproken, en die boven
dien in andere zaken van gefchied- en oudheid
kunde getrouw zijn bevonden, kunnen niet
verdacht worden, maar dragen het onbedriege-
lijk kenmerk van zekerheid.Maar hoe is
het met de berigten nopens apohosius?
m a ximu s aeg ,'e Nsis befchrijfc fiechcs wei
nige van de eerfte en minst aanmerkelijke jaren
van zijn leven, apulejus en luc ianu s bei
de veel nader bij apollonïus levende, dan
K 5 p h i-
Cl?) Aangehaald bij Lstzt t, t.