Ï54 j. H. LOTSE EN M. W. TIJDEJUN, philostratus reekenen apollonxus, de eerfte, als een Toevenaar, de laacfte, als een doortrapten en flechtenBedrieger(>> Moera ge nes, nader bij den leeftijd van apollo- nius dan philostratus, befchrijft hem alseenToovenaar, en philostratus groot- fte zorg is zijne Lezers voor hem te waarfchou- wen.Deze, honderd jaren na zijn held le vende grondt zich voornamelijk op de gedenk- fchrifcen, die apollonius reisgenoot da- mis zal hebben nagelaten, en door deszelfs Erfgenamen bewaard zullen zijn gebleven. In deze bcrigten fchilderc bamis zich zei ven als een zwak en ligtgeloovig menschen ver haalt vele dingendie hij erkent niet gezien maar Hechts van zijn Meester gehoord en voor goede munt aangenomen te hebbenP h i l o s- •O o t rat us die overnemende en bewerkende, heeft daarbij zich zeiven vergetenen in zijne gefchiedenis zoo vele tcgenftrijdigheden en mis- O) Zie boven VII. Lucianus befchrijft dien Pfeudoman- tis Alexander als erfgenaam der kunst van eenen zwervende kwak zalver, waarzegger en wonderdoenderflecht en doortrapt bedrie ger, die zelf zijn kunst regtftreeks van den Tijanenfer Apollonius ïiacl overgenomen en in alle de geheimemenisfen van dezen was in gewijd (aldus eenvoudig verftaan wij 't geen Lu cianus eigenlijk zegt, die zijn geheele treur/pel kende.— Voor een k'lucbtfpeltoch was de zaak te ernstig). Die Pfeudomantis weerde de Christine* en de Epicureifcbc (natuuronderzockende) Wijsgeren beide eve* seer van zich af.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1818 | | pagina 248