KORTE SCHETS OER. VERHANDELING. Inleiding i. toegepast op dit Onderwerp, 2» Voorftel der Vraag 3- Verdeeling, en aanmerking over dezelve 4. I. DEEL. Of de Hoekfche en Kabelj. partijfchappen een vroe- geren bron en oorfprong hebben gehad, dan de twis ten van Keizerinne Margareta en haar Zoon Graaf Willem? Bepaaldelijk; I. bij den dood van Graaf Dirk VII, in 't jaar 1203, in de twisten tusfchen Graaf Willem I. en Ada? 5. Of, 2. In het misnoegen, 't welk aan Graaf Floris V. het leven kostte, en de burgerkrijgen door zijn' moord ont- ftaan? 6 Of wel, 3. in die, welke reeds bij de minderjarigheid van dezen Vorst ontilonden? 7. Of de H. en K. twisten door invloed van buitenland- fche Staatkunde berokkend zijn, of daarmede za- menhingen? bepaaldelijk, a. ten opzigte van Duitsch- land? 8. b. van Engeland? 9. en c'. van Frankrijk? 10. Of de oorfprong dezer burgertwisten t'e zoeken zijiu eenige aanfpraak, door Heer Jan van Beaumont ge maakt, op de opvolging van Graaf Willem IV? ii„ De beginfelen der twisten te ftellen, gelijktijdig eq naauw verbonden met den kriig tusfchen Margareta tn Willem V. 12. Doch

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1818 | | pagina 320