(J OVER BE HOEKSGHSe 5- I. BKEL. Wanneer men, volgens de Helling van van overvroe- loon, idsinga en kluit, over welke wij iprong en beneden in't breede zullen handelen, het waar en k. twis- en doorgaande verfchiipunt dor partijen fielt ge weest te zijn, over de hoedanigheid van het Leen, i. Bij cien en het regt van opvolging dezer gewestenzal dood van f r 0 0 a Graaf Dirk men ligtelijk de eerile begiafelen der Hoekfche jaar'1203, in en Kabeljaauwfche partijfchappen nog omtrent tusrdiJnSK" anderhalve eeuw vroeger fteilendan gewonelijk Icm I. en gcfchiedcnamelijk bij den dood van Graaf Dirk VII in 't jaar 1203in de toenmalige verdeeldheid en binncnlandfchen oorlog pver de erfopvolging, welke de naaste mannelijke bloedverwantdes overledenen Broeder Willemaan deszelfs ei gen Dochter Ada betwistte (a). Doch 1. was 'aZoo zegt ook waarlijk de Heer Kluit, Ex- curf. X. ad Chron. Egraund. Hiflor. Cr it. Cum. Hol/. T. I P. 2- p. 456haec prima est fdntilla et dis cor dite fiammulaqnte postea fub notiore Hpekiorum et Kabel ia vioruni nomine in fur.ee sfonibus Comitum tot domestica inceifdia et bd/a excitavit. (Het is waar, bet geen de Heer K. er op volgen Iaat: Hactems mlli unquam hmini tieslri Comita'us in mentem vette- ratutrum Comitatus HoIIandis for et mascul» an protniscua; fuccesfonts V' Maar toen Hij, in het als proef gedrukt fragment der Disfert. 14, in den Con- fpectus Hi d. Cr it 0 p. ïjtv, lxvi zegt: dat er in 't Hol-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1818 | | pagina 328