EN KABELJAAÜWSCHE TWISTEN. IS herdenken aan de ftaatskonstenarijen onzer Franfehe en Engelfche naburendoor alle de ^[üngc",' tijden henen van het beftaan onzer Republiek, leiden tot het vermoedenof ook de Iloekfche en Kabeljaauwfche ftrijdigheden door buitenland- fche ftaatkunde berokkend en onderhouden mo gen zijn? Doch ook dit vermoeden vindt in de gefchiedènis geenen genoegzamen grond. Want, wat het eerfte betreftMargaritaten oft en door haar, Willemhadden beiden hunnnitsdilauA regt van een en denzelfden Keizer: de beroe ringen in het verkiesbaar Duitfche Keizerrijk hadden geen beftendig karakter't welk op deze landen en partijfchappen gedurig konde werken: de Keizers leenden eigenlijk Hechts hunne be vestiging aan den eenen of anderen overweldi ger, om het vroeg verzwakt en betwist regt des Rijks op deze landen erkend te zien, daar zij dit, bij weigering, bezwaarlijk met de wapenen zouden hebben kunnen doen gelden. Men vindt de blijken in de handelwijs van Graaf Dirk IV en in de verbindtenis van Lo~ dewijk van Loon en zijn' tegendinger Willem I. met de ftrijdige Keizers Otto en Henrïk lin het gebeurde tusfchen Keizer Albert en Jan (l) Kluit ad C'nroa Eginund. 1. fupr. cit. (0 Wagen. Vad. Hifi. II. D. bl. 331-4.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1818 | | pagina 335