56 OVER DE HQEKSCHE
Twee ge- Zoo gewigtig deze vraag is, zoo moeijelijk
voele ishjer
ou.trcn: in js zjj bijzonder wegens twee verfchillende
zwang» -
van beroemde mannen, mee groote verzekering
en fchijnbare gronden, yoorgedragen gevoelens;
rnoei-
kent, !t geen mij uit eenige blazoens, die men in
oude boeken befchreven vindt, wel zoo toefchijnto
'c Gemeen, hier en daar opgemaakt, fchold de
Bderfchen voor Kabjljaauweu» Qp 'c dreigement^
dat de Hertog, hun- wel zoo veel Knbiljaauwen op
9, 't. lijf.zenden kon, om die febreeuwers op re vre-
ten, was het antwoord gereed: heeft hij ICabil-
jaanwenwij hebben hoeken.'* En zoo bracht de
9, eene benaming de andere yocirt.
Gij hebt dus wèl geoordeeld, dat de roqde hoed
of muts 9 van deu rooden Hqllandfchen Leeuw zijr
9, oen oorfpronk bad: alhoewel volgens deze tradj-
,3 tie, niet juist van Breder ode afkomfHg zijnde.
Ik heb nog oude flechre afbeeldingen gehad op
p ergo ment, van mijne familie, waarin een Beierseh-
gezinde fo.f liever Kabiljaauwfchewant hij was
9. aan her Hof van Fi/ips van Bqurgondië) met den
hoed op. vertoond werd: de hoed ongekleurd, de
,3 pand doorgefneden en opgerold, zoo dat de blaau-
3, we rincivoering boven kwam. Ik üa er niet voo,r
in,, of her effen blaauw, dan geruit was, want de
verf' was vrij wat afgebladderdcn de. flukkeu-zelf
ziiti mede in <je algemeene fchipbreuk verloren-
De perfoon in qua;?rie was een de Bie(Het
3, geen mijne oude Aameekeniogen inhielden, omtrent
5? het bewaren van de oude Hofkleeding van 't Ho£-
land-