EN K ABEEJ AAU WSCIIE TWISTEN. 6t 28. Advral Vele cn zeer fchijubaar zijn de fchijngronden f, •!ven op- "eleven. voor 0 0 niet blindelings, maar geeft voor 't oude gevoelen' twee gronden op, welke ik geloof dat nieuw zijn»' althans 't heugt mij niét, ze bi} de Schrijvers, welke ik heb kunnen gebruiken, gevonden te hebben; wel- ke ook de reden was, dat ik ze hier te voren niet mede voorgefteld en beproefd had. Ook deze argu menten echter hebben mij, na 't wederleggen van alle die oude, niet van gevoelen kunnen doen verande ren. 't Zij mij vergundmet een woord er op aan te merken. 1. Dat de voorwaarde of uitfpraak, in 't goede-mannen-zeggen van eindelijken zoen tus- fchen Willem en Margareta vooraangeplaatstdat de zoon aan de moeder excus vragen zoude maar daar moe 't kamp gewonnen, en geheei zijnen (naar 't fchijnt, ook der Landzaten) zin hebben zoude dat, zeg ik, deze conditie, van bloore, zeer natuur lijke formaliteit, geenszins bewijst, dat Willemof de meerderheid der Landzaten, in den eigenlijken aanleg van den twist, waaromtrent nog zoo veel duis ter is, onreg't haddén. 2. Het natuurlijk vooroordeel bij twisten tusfchen ouders en kinderengeldt meer rhelorisch dan hiftorischen blijft op zich zelve toch fteeds vooroordeel: terwijl ook in dezen daartegen over Haat, het vooroordeel ten gunste der meerderheid, door onsbovenmaar ook zeer juist door den Heer Meerman zeiven, bl. <5, opgemerkt. En al had Willemy wegens zijne bijzondere betrekking zedelijk misdaan, dat hij zich tegen zijne Moeder tot hoofd op-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1818 | | pagina 383